van John William Waterhouse*
De lichten branden rond de schedel
met een gouden plaatje in de mond,
hij was geofferd als de oudste,
zou nu spreken voor het halve front.
De priesteres spitst dus haar oren,
ogen flitsen, rood is het gezicht
als koper, vragend doodse stilte
voor het doen van wat zij hoort als plicht.
De spanning is van ’t front te lezen
dat op goud en koper is gericht,
nog altijd heerst het diepe zwijgen,
van de schedel is de mond potdicht.
De vrouw in ’t rood is in zijn ogen
stoïcijns en in zichzelf gekeerd,
hoe kan het goud dan sprekend blinken:
‘Mijn orakel wordt vandaag geweerd.’
* Schilderij ‘Het raadplegen van het orakel’
(1884 – 119,4 x 198,1 cm.)
|