van Georges Clairin*
Waar dienen al die gaten voor,
alleen maar voor de sier
of zijn ze ook nog oog en oor
vóór zijn verschijning voor de zwier?
Daar staat hij, van zichzelf bewust,
met zwarten voor ’t gordijn
dat opengaat, opdat zijn lust
zich richt op wie aanwezig zijn.
Zij hebben zich zo opgesierd
dat kiezen moeilijk is,
maar wie zich voordoet als gespierd,
grijpt in het vrouwvlees zelden mis.
Zijn schone vingers zijn nog krom,
maar als er ééntje strekt,
dan zegt hij daarmee: ‘Liefje kom,
jij hebt in mij ’t gevoel gewekt.’
Dan blijft er over nog één gat
voor meer dan enkel sier,
dat hij al met zijn ogen mat
en binnendrong met stijve spier.
* Georges Clairin (1843-1919)
Schilderij ‘Binnenkomst in de harem’
|