van John William Waterhouse*
Zij ligt languit op tempelstenen,
harder nog dan ’t hout waarop zij hing,
haar lichaam heeft het vuur gevoeld,
van binnen van de weigering,
waarna de fakkel heeft geschroeid,
zij werd maar twaalf.
Zij zagen met haar laatste adem
witte duiven vliegen uit haar mond,
hun huid heeft huivering gevoeld,
van binnen op hun koude grond,
waarna de hemel heeft gesneeuwd,
zij werd gedoofd.
Zij ligt nu op de tempelstenen,
zachter dan haar offer, marteling
voor ’t godenoffer niet gebracht,
de duiven in een halve kring,
haar haren in een aureool,
zij wordt gegroet.
* Schilderij ‘De heilge Eulalia’
(1885 – 188,6 x 117,5 cm.) |