van Akseli Gallen-Kallela*
De sampo was geroofd, aan boord
gehesen, waarna Väinämöinen
koerste naar het thuisland Kalevala,
nog zonder dat er iemand was vermoord.
De nacht was helder met het licht
van volle maan en duizend sterren,
die verbleekten bij de slag van vleugels
van ’t verre noorderland, een goor gezicht.
’t Gezicht van Louhi, adelaar
geworden, met haar leger krijgers
tussen blauwe vleugels met hun speren
nog richting zoekend, voor de sampo klaar.
Gereed was ook de tegenweer
van speren naar één punt gestoken,
’t kale lijf met ingezakte borsten,
de scherpe klauwen grepen keer op keer.
De keer kwam toen de sampo brak,
zes delen plonsden in de golven,
koersten wonderwel naar Kalevala,
waar welvaart Louhi zes keer scherper stak.
* Schilderij ‘De verdediging van de sampo’
(1896 – 122 x 125 cm.) |