van John William Waterhouse*
Zij kwamen slechts om water,
maar vonden in de bron
een drijvend hoofd dat zong
bij ’t luid getokkel van de lier;
terwijl hun ogen vroegen hoe dit kon,
begon het hoofd zijn tragisch lied:
‘Ik, Orpheus, held in kunsten
van lied en liermuziek,
versloeg al zingend dier,
sireen en zelfs de hardste steen,
maar had geen stem en snaar bij de tragiek
van haar die mij het liefste was.
Eurydice bij Hades,
ik moest je laten gaan,
maar ging je achterna
en zong het leven uit de dood;
toen keek ik achterom en Hades aan
en gaf de dood het leven weer.
Ik, Orpheus, held in stukken
gehouwen, los het hoofd,
heb oren voor de lier
en zing de longen uit mijn lijf,
waarvan ik door de dronkaards ben beroofd;
hoor, nimfen, nu mijn rouwlied aan.’
* Schilderij ‘Nimfen vinden het hoofd van Orpheus’
(1900 – 149 x 99 cm.)
|