december 13, 2016
van Elihu Vedder*
Kon hij anders graven dan een kuil
in ’t stilstaand hart van de woestijn
en zelf in ’t laatste zweet?
Hij wou veel liever anders zijn
dan innerlijk verscheurd en vuil.
Van ’t verleden scheurde hij zich los
en ging de toekomst tegemoet,
zoals dat beeldend heet;
met zijn bedoeling was ’t wel goed:
groen was de wei en ook het bos.
Toch belandde hij in de woestijn,
’t gebied dat om de stilte vraagt,
het voorland voor wie weet
wat daarna aan de einder daagt:
het groene land van brood en wijn?
Zijn woestijn was veel te droog en diep
en ’t beetje zweet was niet genoeg
voor ’t graafwerk dat hij deed
om te voldoen aan wat men vroeg:
zijn schepping zoals iemand riep.
Tegen ’t einde groef hij maar die kuil,
bestemd voor ’t uitgedroogde lijk,
geen ziel die dan nog leed;
zo bleef in de woestijn een blijk
van zijn bestaan als lage zuil.
* Elihu Vedder (1836-1923)
Schilderij ‘Doodsgebed in de woestijn’
november 27, 2024
november 19, 2024