van Michaïl Alexandrovitsj Vroubel*
Hij was verliefd tot in zijn oren
op Tamara, pas verloofd
met wie zij toekomst had;
hij voelde zich door hem beroofd
en peinsde over hoe en wat
hij kon verstoren.
Toen dwaalden langs de weg zijn ogen:
rovers zag hij bij een struik
en deelde wat hij dacht;
zij wezen op hun hals en buik
en praatten over wacht en nacht
en rap gevlogen.
En vliegensvlug was het vervlogen,
want geluk kent tijd noch duur,
het klooster werd haar rust,
dacht zij, maar spoedig kwam zijn uur:
Tamara werd belaagd, gekust,
haar eer bespogen.
Hij was geraakt van kruin tot zolen
toen hij hoorde van haar dood,
zijn gloeien was geblust:
van vlam tot vleugel, zwaar als lood
zo werd zijn vlucht en zonder rust
moest Demon dolen.
* Michaïl Alexandrovitsj Vroubel (1856-1910)
schilderde vijftien jaar over hetzelfde thema
als in het gedicht ‘De demon’ van Lermontov. |