januari 5, 2021
van Jean-Léon Gérôme*
Hij geeft zich bloot, maar niet een krimp,
omdat hij nog wil groeien
in het tonen wat hij kan,
eens komt de tijd van slang en fluit,
in combinatie is hij man.
Nu heeft hij slechts een kleine slang,
die stellig nog zal groeien,
maar niet tot de lengte van
de slang die glijdt van hals tot kuit,
waardoor ’t publiek raakt in de ban.
Die mannen hebben zich gekleed
in mantels en in zwijgen,
want zij geven zich niet bloot,
maar maakt de man de vrouw tot buit,
dan wordt zijn eigen slang ook groot.
Hij geeft zich over aan zijn kunst
en hult zich in het zwijgen,
denkt alleen van klein tot groot,
eens komt de tijd dat hij zelf fluit,
terwijl de slang kruipt uit zijn schoot.
* Jean-Léon Gérôme (1824-1904)
Schilderij ‘De slangenbezweerder’
december 29, 2020
van Jean-Léon Gérôme*
Te groot is dit gebedsgebouw,
er was gerekend op veel volk,
want Allah was voor iedereen,
voor één die vijf keer bidt per dag,
maar voor de ander minder,
Mohammed is zijn trouwe tolk.
Te hoog is dit gebedsgebouw
voor ieder die niet verder reikt
dan wat het hoofd te denken geeft,
’t geloof schenkt troost vijf keer per dag,
dus kan het hoofd met minder
toe, wat uit kunst en vliegwerk blijkt.
De kunst geeft aan wat rijkdom biedt:
het geld voor dit gebedsgebouw,
het vliegwerk vindt zijn weg omhoog,
als ’t even kan vijf keer per dag,
het ondervindt geen hinder
als volgelingen komen trouw.
De sultan staat vooraan op ’t kleed,
gehoorzaam volgen slaven hem,
omdat hij hun genade geeft
als Allah, schenkend elke dag,
één meer, de ander minder…
wie buiten blijft, die mist zijn stem.
* Jean-Léon Gérôme (1824-1904)
Schilderij ‘Gebed in de moskee’