oktober 22, 2019
van Knud Baade*
Verkerend tussen zee en maan
was hij zichzelf, zo hard als rots,
zo hoog als maar zijn stok kon reiken,
in die houding bleef hij uren staan,
waaruit standvastigheid zou blijken.
Zijn blik voer verder dan de kim,
waar hij zichzelf zag, nu al trots
op wat hij spoedig zou bereiken
door standvastigheid, hij was ook slim
en zou het zeil niet eerder strijken…
… dan waar het lichtte aan de kust
van goud en zilver, rijkdom gods,
die op zijn drakenschip zou prijken
nadat hij bezeten was van lust,
zo nodig ging hij over lijken.
Verkerend tussen zee en maan
liet hij zich in verbeelding gaan.
* Knud Baade (1808-1879)
Schilderij ‘Scène uit het tijdperk
van de Noorse sagen’
oktober 15, 2019
Het zeil ligt nu gestreken,
het heeft zijn werk gedaan
bij daglicht tussen eb en vloed,
voor hem een gunstig teken.
Van laag naar hoog geheven,
zo was het hem gegaan,
hij dacht: de vaart erin, voorgoed
op koers, een waar gegeven.
De vloedlijn kon hij halen,
de boot kwam op het strand
nog bij de laatste rode gloed,
toen ging het water dalen.
Van hoog naar laag gegleden,
dus is hij daar beland
met op de bodem slechts één voet,
zijn blik ging naar ’t verleden.
Zo is hij daar gebleven
met uitzicht op de maan,
een sterk verlangen naar de vloed
om onder zeil te leven.
* Knud Baade (1808-1879)
Schilderij ‘Maanlicht aan de Noorse kust’