van John William Waterhouse*
Gladder nog als ’t witte marmer
waarmee de stad is opgebouwd
verschijnt de huid van mooie meiden
aan Diogenes.
Zouden zij niet jolig worden
bij ’t schijnen van de zuiderzon
en boven ’t wonder in het noorden
van Diogenes.
Huid die lacht van puur genieten
daagt uit tot komen uit de ton,
de treden van de trap te nemen:
‘Toe, Diogenes!’
Maar Diogenes blijft in de ronding
van aardewerk en rimpelhuid.
‘Ga uit mijn zon!’ dat zijn de woorden
van Diogenes.
* Schilderij ‘Diogenes’
(1882 – 208,3 x 134,6 cm.) |