| van Gustave Moreau*
   
  
Hij had haar met zijn voorhoofdsoog gezien, 
zijn naam was Polyphemus, de cycloop 
van ruige rotsen met een grot 
als zijn verblijf, hij telde nooit tot tien, 
maar werd op slag verliefd 
op Galatea, zij godin en hij haar god.
Zij deinde op de golven naar het strand, 
haar naam was Galatea, nimf op zee 
met golvend haar en zoute mond, 
die zong van Acis, herder op het land, 
maar in de branding diep 
verliefd, hij rood van haar en zij voor hem strandblond. 
Hij, Polyphemus, tuurde met zijn oog 
de branding af en wachtte Acis op, 
toen wierp hij woedend uit zijn grot 
een rotsblok naar de man die hem bedroog, 
sloeg ruig de liefde dood 
en telde snel tot twee, maar was voor haar geen god. 
* Gustave Moreau (1826-1898), 
erfgenaam van de Romantiek, 
ontwikkelde zich tot een van de 
grootste symbolistische schilders. 
Schilderij ‘Dorotea’ (circa 1896)    |