juni 26, 2019
fan Abraham van Diepenbeeck*
Ik moat wol bûtenwenstich sprekke
as skepte ’k op oer eigen dwaan
en sizzen, lykwols wa bin ik?
Twa kristenmisken wiene bûten
dizze ierde, út harsels ek rekke.
It paradys waard iepenbierre,
in fisioen, sa’t ik ek hân
ha ûnderweis, mar wa bin ik?
Ik ha oeral gemeentes moete,
faak mei blidens, soms wie ik beswierre.
Dat bin ik ek op oare wize:
in stikel stekt my yn de lea,
in satansboade slacht mar ta
as moast ik alle dagen boete
dwaan, mar God sil my syn wegen wize.
* Abraham van Diepenbeeck (1596-1675)
Skilderij ‘Heilige Paulus’
juni 25, 2019
Met beide had hij afgesproken
als ervaren kapitein,
die oceanen had bevaren
bij mane-… zonneschijn,
nu zit hij uitgevaren
te wachten op wat komen zal.
Het ogenblik is aangebroken
voor een uitgespreid verhaal,
dat uitgaat boven zijn ervaring,
mysterieus van taal,
geen vragen naar verklaring,
het antwoord komt uit het heelal.
Het eerste maanlicht roept het spoken
van twee kleine schepen op,
die langzaam komen aangevaren,
geen climax nog in top,
wat brengt hen tot bedaren…
het scheepsvolk is nog niet aan wal.
Plots is het grootste opgedoken
uit het niets, ’t komt vlug vooruit;
terwijl de dames blijven staren,
maakt hij het windgeluid,
één rent met veel gebaren
weg, zijn verwachting is er al.
* Caspar David Friedrich (1774-1840)
Schilderij ‘Opkomst van de maan boven zee’